NAP bijeenkomst 22 mei 2025
27 mei 2025
NAP bijeenkomst 22 mei 2025
Samen navigeren door de energietransitie
De tweede NAP-contactbijeenkomst van 2025 werd gehouden op een unieke locatie: Portlantis op de Tweede Maasvlakte in de Rotterdamse haven, met een interactieve tentoonstelling over de haven en een spectaculair uitzicht vanaf het panoramaterras op de vijfde verdieping. Het thema van deze bijeenkomst was de samenwerking die benodigd is om de energietransitie tot stand te brengen. Ofwel de partnerships, de markt en afnemers, de diverse expertise en de volwassenheid en ervaring die daarbij nodig is. Dit werd toegespitst op de bouw van Holland Hydrogen 1 (HH1-project) voor waterstofproductie van Shell in de directe nabijheid van Portlantis. Hiervoor waren twee sprekers uitgenodigd. De eerste besprak de haperende business case voor groene waterstofprojecten en hoe deze weer op gang te brengen. De tweede spreker ging in op de constructie van het HH1-project en de ervaring met de diverse betrokken partijen. De dag werd afgesloten met een dessert op een rondvaart door de Rotterdamse haven, onder de hoede van een ervaren gids.
NAP-bestuurder Marije Hoedemaker opende de avond en verwelkomde iedereen op deze prachtige locatie. Zij gaf een korte samenvatting van ‘de temperatuur van de business’ die even daarvoor was besproken in het bestuur en de programmaraad. Over het geheel gesproken ging het goed met de aanwezige bedrijven; wel werd gewezen op de volatiliteit als gevolg van handelstarieven en de gevolgen voor de handel met de Verenigde Staten. Ook werd geconstateerd dat aanvankelijk de energietransitie met groot enthousiasme werd opgepakt; daarna was weer kort een opleving van olie en gas te zien. Nu zijn bedrijven weer bezig met de energietransitie waarbij de focus is gericht op het inrichten van de benodigde infrastructuur.
Daarna stond Marije stil bij de 65e verjaardag van de NAP. In het najaar zal verdere berichtgeving volgen over het verjaardagsfeest. Tenslotte werd de agenda toegelicht met als afsluiting de boottocht, wat een strakke planning noodzakelijk maakte voor de avond.
Vervolgens werd een introductie gegeven door Dimphy Wilms, engineering manager bij Shell Pernis. Zij benadrukte het belang van integratie en goede samenwerking in de gehele waardeketen bij de uitvoering van projecten. Toegepast op het HH1-project is er het windpark met een eigen aansluiting van Shell en de betrokkenheid van Tennet bij de connectie op het grid. Voor levering van zeer zuiver water is Evides de partner. Afnemer van het geproduceerde waterstof is Shell Pernis verderop in de Rotterdamse haven en die wordt beleverd met een pijpleiding van de Gasunie. Al met al zijn bij het project circa negen grotere partijen betrokken en is sprake van circa 150 contracten. De realisatie van zo’n project kan alleen maar in een geoliede keten en de verwachting is dat in 2026 de eerste waterstof van het HH1-project naar Shell Pernis zal stromen.
Groene waterstof: hoe een goede business case te maken?
De eerste spreker was Greg Stock, directeur Global center of excellence voor groene waterstof bij Worley. Hij begon zijn bijdrage met de constatering dat groene waterstofprojecten nog behoorlijke uitdagingen kennen bij het uitwerken van de business case. Als alleen al gekeken wordt naar de Europese doelstelling om in 2030 10 miljoen ton groene waterstof per jaar te importeren en ook nog eens 10 miljoen ton groene waterstof zelf te produceren en dat wordt gezet tegenover de plannen en projecten die er nu bestaan, dan slaat de schrik om het hart. Met het aantal aangekondigde projecten gereed voor of in 2030 wordt een totaal productievolume van slechts 2,7 miljoen ton per jaar bereikt, bij lange na niet de doelstelling derhalve. En als verder wordt gekeken naar het aantal projecten dat de Final Investment Decision al is gepasseerd en dat voor of in 2030 wordt gecommissioned dan wordt een schamele 0,3 miljoen ton per jaar bereikt. Dit is gebaseerd op cijfers van eind 2024, dus nog recent.
Greg gaf aan dat in hoofdlijnen twee uitdagingen zijn aan te wijzen: de kapitaalkosten ofwel de Capex en de opschaling. Wat betreft de kosten wordt tegenwoordig vaak gedacht dat het de energiekosten zijn, dus Opex, die de business case van veel projecten niet mogelijk maken, maar ook met de kapitaalkosten zijn er problemen. Deze vormen ongeveer eenderde van de lifecyclekosten. En zoals iedereen weet zullen mooie initiatieven niet doorgaan naar realisatie als niet aan de business case eisen wordt voldaan.
Een probleem voor de Capex is dat bij groene waterstof sprake is van op maat gemaakte projecten, met weinig of geen standaardisatie in eindproduct, componenten, modules en ingewerkte partners. Er wordt vaak uitgegaan van olie- en gasstandaards en daarbij wordt niet bedacht dat groene waterstofprojecten een eigen standaard nodig hebben. Er zijn nog weinig technische standaards ontwikkeld in deze industrie. Verder is er nog niet een vorm van commitment voor een MVP, minimum viable product, een soort basale versie van het product waarmee alle partijen overweg kunnen. Ook is nog geen volledige volwassenheid bereikt in de toepassing van procesveiligheid bij het ontwerpen. Bij navraag bij OEM leveranciers is te zien dat nog weinig ervaring is opgedaan met FEED en EPC contracten; derhalve zijn ook geen lessons learned van hun te verwachten. Ook is de waardeketen niet aangesloten bij innovatie aan de voorkant. Tenslotte is er een probleem met de zogenoemde capacity sizing in relatie met de Capex.
De tweede uitdaging is opschaling. Goede opschalingsmogelijkheden zijn noodzakelijk en ook daar zijn problemen te zien bij het opstellen van een business case. Geopolitieke overwegingen kunnen van invloed zijn om een project wel of niet door te laten gaan; Marije benoemde eerder al hoe onder politieke invloed de interesse in de energietransitie kan veranderen. Ook de afhankelijkheid van subsidies en of deze beschikbaar zal blijven bij opschaling is een probleem. Beschikbaarheid van renewable energie is een ander probleem; zullen windparken worden uitgebreid en zal het stroomgrid berekend zijn op toekomstige uitbreidingen. Andere vraag is of het verstandig is om een locatie dichtbij de renewable energie productie te kiezen of dichter bij de afnemers van waterstof. Het besef dat voor plants met een hoge capaciteit de kosten per MW lager zijn, maar de risico’s aanzienlijk hoger, beperkt ook de business case voor opschaling. De aanleg van een waterstofbackbone en de afhankelijk van derden bij benodigde uitbreidingen zijn ook van invloed voor opschaling.
FATR, from ambition to reality
Al met al is een radicaal, verantwoordelijk en nieuw project delivery paradigma noodzakelijk om de net zero infrastructuur rond 2050 te kunnen leveren. Hiertoe heeft Worley in samenwerking met Princeton University een raamwerk met oplossingen ontwikkeld. Dit raamwerk wordt gekenmerkt door vijf aspecten.
Allereerst de standaardisatie. Dit wordt bereikt door met de building block strategy de productie op te delen in subsystemen van bijvoorbeeld transformatoren, compressors en verder. Voor die building blocks wordt standaardisatie ontwikkeld via de zogenoemde Balance of Plant, BOP. Problemen die daarbij verholpen moeten worden zijn bijvoorbeeld capaciteit: als 100 MW de standaard is, wat moet dan gedaan worden als 120 MW nodig is. Een ander probleem kan de technologie zijn bijvoorbeeld als iedere OEM een eigen operating pressure heeft. Ook de locatie kan een probleem zijn, bijvoorbeeld bij ruimtebeperkingen, aardbevingsgevoeligheid of speciale klimaatcondities.
Het tweede aspect is het creëren van partnerships. De traditionele projectaanpak is niet geschikt voor opschaling van deze ‘first of a kind’ industrie. Die traditionele aanpak is niet proactief, te transactioneel gericht, gebruikt nauwelijks of te laat de leveranciers know how en gaat niet goed om met risico’s. In een partnership kan dit veel beter geregeld worden, met een proactieve houding, gedeelde kennis, ook qua lessons learned van eerdere projecten, co-creatie en betere service-overeenkomsten en risicoverdeling
Het derde aspect is om werkelijk alle technologische opties te betrekken. Het maakt dan niet uit of technologieën een hoge danwel een lage rijpheid, ofwel TRL, hebben. Ook niet of er bijvoorbeeld of een voorkeur bestaat voor atmosferische druk vanwege de veiligheid of voor hogere drukken om andere redenen. Ook maakt het niet uit waar in de wereld de technologieën vandaan komen.
Het vierde aspect is het verbreden van waarde. Het gaat niet alleen maar om de economie maar ook om het betrekken van mensen. Veel jonge mensen zijn gedreven om mee te werken aan een schonere wereld. Denk dus om de inrichting van de organisatie, betrek zowel industry leaders die industriële ervaring kunnen inbrengen als mensen die nieuwe kennis en visie kunnen inbrengen bijvoorbeeld uit de sociale wetenschappen.
Het laatste aspect van het raamwerk is digitale versnelling. Maak gebruik van beschikbare data, bijvoorbeeld voor asset optimalisatie, visualisering van de operatie en bij het kiezen van design tools.
Wat ons nog tegenhoudt om deze paradigmaverschuiving aan te gaan, is samen te vatten met een gebrek aan vertrouwen: terughoudendheid om data te delen, onwil om samen te werken met concurrenten, wantrouwen over de echte bedoelingen van de anderen, onbekendheid om met sociale wetenschappers te werken en onervarenheid met mede-eigenaarschap.
Greg sloot af met de constatering dat het wat energie zal kosten om deze barrières te verwijderen, maar als dat eenmaal in gang is gezet dan zullen alle betrokken partijen kunnen profiteren van de versnelling van de projecten om de netzero infrastructuur in 2050 gereed hebben.
Het bouwen van Holland Hydrogen 1, HH1
De tweede spreker was Feike Nauta, verantwoordelijke voor de sales van grote constructieprojecten in Nederland en België bij Bilfinger. Hij besprak de bijzonderheden rond de constructie van het HH1-project dat op dit moment nog in volle gang is en in de tweede helft van dit jaar de stap Mechanical Complete zal bereiken.
Voordat hij daaraan begon ging hij in op de inbedding van de firma Stork in de Bilfinger organisatie, met name de inrichting van de Projects & Modifications afdeling, waarin de vroegere Stork constructieteams zijn opgenomen.
Feike gaf aan dat alleen al de aanbesteding van het HH1-project anders was dan normaal, met een beperkt aantal deelnemers aan de tender. In de tenderfase werd sterk de diepte ingegaan met name wat betreft het project executie plan met een focus op veiligheid. Dit zorgde voor een duidelijke scope en afbakening van verantwoordelijkheden, ook van de preconstructie-activiteiten. Dit ging bovendien in een fast track van circa 9 maanden. Vanuit Bilfinger was er sterke interne support omdat uitgesproken is dat deelname aan de energietransitie zeer gewenst is. Er was een constructieteam beschikbaar om te assisteren bij het uitwerken van de tender.
Anders was ook het grote aandeel E&I in de constructie, bijvoorbeeld de Siemens high/low voltage assembly en de electrolyser assembly. Bij het maken van de constructieplanning was nauwkeurige samenwerking met de grote vendors vereist, bijvoorbeeld om de elektrolyser modules in het gebouw in te passen. Er was ook meer dan gebruikelijk assistentie en coördinatie met de vendors noodzakelijk.
Vervolgens toonde Feike de typicals van de constructie aan de hand van een groot aantal illustraties. Er moest in een beperkte ruimte worden gewerkt wat leidde tot bijzondere aandacht voor veiligheid met zoveel contractors op locatie. In de praktijk bleek ook steeds het belang van die aandacht voor veiligheid.
Er is sprake van 280 km aan E&I-bekabeling en 15 km aan high voltage bekabeling. De bekabelingsroute was derhalve lang en dat werd getoond in een overzichtsplaatje. Omdat de elctrolysers in een gebouw staan, moest met elektrische kranen worden gewerkt. Zo konden 160 skids ingepast worden. Hierbij was sprake van voortdurende learning on the job. Feike toonde de complexiteit van deze constructie aan de hand van een verdere breakdown van een enkele elektrolyser module, met busbar, electrolyser trein en processing structure.
Met hulp van de layout konden ook wat bijzonderheden in bouwvolgorde worden getoond. De koelers moesten boven op een structuur worden gezet, ook om beïnvloeding van normale ventilatie beneden te voorkomen. De transformatoren moesten eerst worden geplaatst; daarna kon de rest. Bij de compressoren waren veel utilities betrokken.
In een overzicht van de pijpleidingen waren voorzieningen voor koelwater, hoge en lage druk waterstof en zuurstof te zien. Ook hiervoor was beperkt ruimte beschikbaar en Feike liet in hoofdlijnen zien hoe deze puzzel is opgelost. Ook wat betreft de compressor waren bijzondere werkzaamheden benodigd, afgestemd met de betreffende vendor.
De huidige status van het project is dat de piek van bouwactiviteiten achter de rug is en dat de status van Mechanical Complete tweede helft van het jaar wordt verwacht. De oplevering van het project wordt verwacht in 2026.
Op een vraag uit de zaal in hoeverre straks tijdens de operationele fase uitwisseling van elektrolysers mogelijk is, terwijl deze zo strak zijn ingebouwd, werd aangegeven dat uitwisseling van cellen mogelijk is gemaakt. De electrolysers zelf hoeven niet uitgewisseld te worden.
De haven ontdekken vanaf het water
Na afloop van deze presentaties werd een spectaculaire boottocht door de Rotterdamse haven gemaakt. Dit werd begeleid door een deskundige gids die op alle vragen antwoord wist te geven. Zo werden verschillende containerschepen gepasseerd uit de top 10 grootste schepen van de wereld, met indrukwekkende afmetingen. Er werd gevaren langs Gate, de LNG opslag locatie op de Maasvlakte, en de nieuwbouw van biofuel producent Neste. Ook de fabriek van de producent van windmolenfunderingen Sif kon van verschillende kanten worden bekeken. Er werd een ronde gemaakt om de indrukwekkende 380 m lange Pioneering Spirit van de firma Allseas, het grootste schip van de wereld. Een prachtige afsluiting of zoals Ron van den Akker, voorzitter van de NAP, het aangaf: different than otherwise but so much fun.